Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/85677113.webp
använda
Hon använder kosmetikprodukter dagligen.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaka
Det smakar verkligen gott!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/99392849.webp
ta bort
Hur kan man ta bort en rödvinfläck?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/115172580.webp
bevisa
Han vill bevisa en matematisk formel.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/107852800.webp
titta
Hon tittar genom kikare.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/129235808.webp
lyssna
Han gillar att lyssna på sin gravida frus mage.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/68761504.webp
undersöka
Tandläkaren undersöker patientens tandställning.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/119269664.webp
klara
Studenterna klarade provet.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/60625811.webp
förstöra
Filerna kommer att förstöras helt.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
cms/verbs-webp/30314729.webp
sluta
Jag vill sluta röka från och med nu!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/102853224.webp
föra samman
Språkkursen för samman studenter från hela världen.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/53064913.webp
stänga
Hon stänger gardinerna.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.