Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cancelar
O contrato foi cancelado.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

contar
Ela conta as moedas.
tellen
Ze telt de munten.

olhar
Todos estão olhando para seus telefones.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

amar
Ela ama muito o seu gato.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.

atualizar
Hoje em dia, você tem que atualizar constantemente seu conhecimento.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

desistir
Ele desistiu do seu trabalho.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.

aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

explicar
Vovô explica o mundo ao seu neto.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

mudar-se
Meu sobrinho está se mudando.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

soar
A voz dela soa fantástica.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
