Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/50772718.webp
cancelar
O contrato foi cancelado.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/103163608.webp
contar
Ela conta as moedas.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/99169546.webp
olhar
Todos estão olhando para seus telefones.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/95625133.webp
amar
Ela ama muito o seu gato.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/98082968.webp
ouvir
Ele está ouvindo ela.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/120655636.webp
atualizar
Hoje em dia, você tem que atualizar constantemente seu conhecimento.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
cms/verbs-webp/44127338.webp
desistir
Ele desistiu do seu trabalho.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/115373990.webp
aparecer
Um peixe enorme apareceu repentinamente na água.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/118826642.webp
explicar
Vovô explica o mundo ao seu neto.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/83776307.webp
mudar-se
Meu sobrinho está se mudando.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/104820474.webp
soar
A voz dela soa fantástica.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
cms/verbs-webp/94153645.webp
chorar
A criança está chorando na banheira.
huilen
Het kind huilt in het bad.