Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/92456427.webp
comprar
Eles querem comprar uma casa.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/125116470.webp
confiar
Todos nós confiamos uns nos outros.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/118483894.webp
desfrutar
Ela desfruta da vida.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/51119750.webp
orientar-se
Consigo me orientar bem em um labirinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/103797145.webp
contratar
A empresa quer contratar mais pessoas.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/107852800.webp
olhar
Ela olha através de um binóculo.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/57574620.webp
entregar
Nossa filha entrega jornais durante as férias.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/110775013.webp
anotar
Ela quer anotar sua ideia de negócio.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/47225563.webp
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/89869215.webp
chutar
Eles gostam de chutar, mas apenas no pebolim.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/105504873.webp
querer partir
Ela quer deixar o hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.