Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

discar
Ela pegou o telefone e discou o número.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

imprimir
Livros e jornais estão sendo impressos.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

jogar
Ele joga a bola na cesta.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

pintar
O carro está sendo pintado de azul.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

pintar
Ela pintou suas mãos.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

persuadir
Ela frequentemente tem que persuadir sua filha a comer.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

explicar
Ela explica a ele como o dispositivo funciona.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

sair
O que sai do ovo?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?

remover
O artesão removeu os antigos azulejos.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

empurrar
O carro parou e teve que ser empurrado.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
