Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

devolver
O cachorro devolve o brinquedo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

retirar
Como ele vai retirar aquele peixe grande?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

adicionar
Ela adiciona um pouco de leite ao café.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

enviar
Ele está enviando uma carta.
sturen
Hij stuurt een brief.

repetir
Meu papagaio pode repetir meu nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

falar com
Alguém deveria falar com ele; ele está tão solitário.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

exigir
Ele está exigindo compensação.
eisen
Hij eist compensatie.

comer
As galinhas estão comendo os grãos.
eten
De kippen eten de granen.

alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.

discutir
Eles discutem seus planos.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
