Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/112286562.webp
trabalhar
Ela trabalha melhor que um homem.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/130938054.webp
cobrir
A criança se cobre.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/107996282.webp
referir
O professor refere-se ao exemplo no quadro.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/103719050.webp
desenvolver
Eles estão desenvolvendo uma nova estratégia.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/90292577.webp
passar
A água estava muito alta; o caminhão não conseguiu passar.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/108350963.webp
enriquecer
Temperos enriquecem nossa comida.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/131098316.webp
casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/33463741.webp
abrir
Você pode abrir esta lata para mim, por favor?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/81025050.webp
lutar
Os atletas lutam um contra o outro.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/115172580.webp
provar
Ele quer provar uma fórmula matemática.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/5161747.webp
remover
A escavadeira está removendo o solo.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/113885861.webp
infectar-se
Ela se infectou com um vírus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.