Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/119417660.webp
acreditar
Muitas pessoas acreditam em Deus.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/121264910.webp
cortar
Para a salada, você tem que cortar o pepino.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/82845015.webp
reportar-se
Todos a bordo se reportam ao capitão.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discutir
Os colegas discutem o problema.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/75001292.webp
partir
Quando o sinal mudou, os carros partiram.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
cms/verbs-webp/4553290.webp
entrar
O navio está entrando no porto.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/116519780.webp
sair correndo
Ela sai correndo com os sapatos novos.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
cms/verbs-webp/68841225.webp
entender
Eu não consigo te entender!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/120254624.webp
liderar
Ele gosta de liderar uma equipe.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/86996301.webp
defender
Os dois amigos sempre querem se defender.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/27564235.webp
trabalhar em
Ele tem que trabalhar em todos esses arquivos.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.