Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

feel
The mother feels a lot of love for her child.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

pursue
The cowboy pursues the horses.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.

imitate
The child imitates an airplane.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

burn
The meat must not burn on the grill.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

beat
Parents shouldn’t beat their children.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

cancel
The contract has been canceled.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

tax
Companies are taxed in various ways.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

write
He is writing a letter.
schrijven
Hij schrijft een brief.

come home
Dad has finally come home!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

burden
Office work burdens her a lot.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
