Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/125385560.webp
wash
The mother washes her child.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/5135607.webp
move out
The neighbor is moving out.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/44159270.webp
return
The teacher returns the essays to the students.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/91930309.webp
import
We import fruit from many countries.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mix
The painter mixes the colors.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/80332176.webp
underline
He underlined his statement.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/125400489.webp
leave
Tourists leave the beach at noon.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/85191995.webp
get along
End your fight and finally get along!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/119417660.webp
believe
Many people believe in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/60625811.webp
destroy
The files will be completely destroyed.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
cms/verbs-webp/125376841.webp
look at
On vacation, I looked at many sights.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/87317037.webp
play
The child prefers to play alone.
spelen
Het kind speelt liever alleen.