Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

speak out
She wants to speak out to her friend.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

write down
You have to write down the password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

discuss
They discuss their plans.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

stand
She can’t stand the singing.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

protect
A helmet is supposed to protect against accidents.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

delight
The goal delights the German soccer fans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

show off
He likes to show off his money.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

change
The car mechanic is changing the tires.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

write
He is writing a letter.
schrijven
Hij schrijft een brief.

produce
We produce our own honey.
produceren
We produceren onze eigen honing.

receive
She received a very nice gift.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
