Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/105623533.webp
devi
Oni devus trinki multe da akvo.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/33564476.webp
alporti
La pizolivisto alportas la pizon.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/75195383.webp
esti
Vi ne devus esti malgaja!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/80427816.webp
korekti
La instruisto korektas la redaktojn de la studentoj.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/111750432.webp
pendi
Ambaŭ pendas sur branĉo.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/40326232.webp
kompreni
Fine mi komprenis la taskon!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/41019722.webp
hejmveturi
Post aĉetado, la du hejmveturas.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/121870340.webp
kuri
La atleto kuras.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/122632517.webp
misfunkcii
Ĉio misfunkcias hodiaŭ!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/106787202.webp
reveni
Patro finfine revenis hejmen!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/77646042.webp
bruligi
Vi ne devus bruligi monon.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/120015763.webp
voli eliri
La infano volas eliri.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.