Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets
izskaidrot
Vectēvs izskaidro pasauli sava mazdēlam.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
uzstādīt
Jums ir jāuzstāda pulkstenis.
instellen
Je moet de klok instellen.
aizmirst
Viņi nejauši aizmirsuši savu bērnu stacijā.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
krāsot
Viņš krāso sienu balto.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
runāt
Kino nedrīkst runāt pārāk skaļi.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
izskriet
Viņa izskrien ar jaunajiem kurpēm.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
salabot
Viņš gribēja salabot vadu.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
interesēties
Mūsu bērns ļoti interesējas par mūziku.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
tuvoties
Gliemeži tuvojas viens otram.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
dedzināt
Viņš aizdedzināja sērfošķēli.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
runāt slikti
Klasesbiedri par viņu runā slikti.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.