Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

aizsargāt
Bērniem ir jāaizsargā.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

piebraukt
Taksometri piebrauc pie pieturas.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

ietaupīt
Meitene ietaupa savu kabatas naudu.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

satikt
Viņi pirmo reizi satikās internetā.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

ģenerēt
Mēs ģenerējam elektroenerģiju ar vēju un saules gaismu.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

braukt prom
Viņa brauc prom ar savu auto.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

drukāt
Grāmatas un avīzes tiek drukātas.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

būt
Tu nedrīksti būt skumjš!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

aizbēgt
Mūsu dēls gribēja aizbēgt no mājām.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

izpārdot
Preces tiek izpārdotas.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

dziedāt
Bērni dzied dziesmu.
zingen
De kinderen zingen een lied.
