Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

bring together
The language course brings students from all over the world together.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.

walk
He likes to walk in the forest.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

kiss
He kisses the baby.
kussen
Hij kust de baby.

stand
She can’t stand the singing.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

take care of
Our janitor takes care of snow removal.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

introduce
He is introducing his new girlfriend to his parents.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

meet
Sometimes they meet in the staircase.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

serve
The chef is serving us himself today.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

chat
He often chats with his neighbor.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

lie
He often lies when he wants to sell something.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
