Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

omezit se
Nemohu utratit příliš mnoho peněz; musím se omezit.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

stěhovat se k sobě
Dva plánují brzy stěhovat se k sobě.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

míchat
Různé ingredience je třeba míchat.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

představovat si
Každý den si představuje něco nového.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

zacházet
S problémy se musí zacházet.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

prodávat
Obchodníci prodávají mnoho zboží.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

odměnit
Byl odměněn medailí.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

odstranit
Řemeslník odstranil staré dlaždice.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

vydat
Nakladatel vydává tyto časopisy.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

zabít
Buďte opatrní, s tou sekerou můžete někoho zabít!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

přijmout
Nemohu to změnit, musím to přijmout.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
