Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wag
Sy wag vir die bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnegaan
Die skip gaan die hawe binne.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/108286904.webp
drink
Die koeie drink water uit die rivier.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontsyfer
Hy ontsyfer die klein druk met ’n vergrootglas.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/90539620.webp
verbygaan
Tyd gaan soms stadig verby.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/129300323.webp
raak
Die boer raak sy plante aan.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noem
Hoeveel lande kan jy noem?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/100585293.webp
draai om
Jy moet die motor hier om draai.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handel
Mense handel in gebruikte meubels.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geskik wees
Die pad is nie geskik vir fietsryers nie.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
cms/verbs-webp/62000072.webp
oornag
Ons oornag in die kar.
overnachten
We overnachten in de auto.