Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

wag
Ons moet nog ’n maand wag.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

beskryf
Hoe kan mens kleure beskryf?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

beskadig
Twee motors is in die ongeluk beskadig.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

’n sertifikaat van siekte kry
Hy moet ’n sertifikaat van siekte by die dokter kry.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

saamry
Mag ek saam met jou ry?
meerijden
Mag ik met je meerijden?

verf
Ek wil my woonstel verf.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

leer ken
Vreemde honde wil mekaar leer ken.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

ignoreer
Die kind ignoreer sy ma se woorde.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

mis
Sy het ’n belangrike afspraak gemis.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
