Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/5135607.webp
trek uit
Die buurman trek uit.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/91367368.webp
stap
Die gesin gaan Sondae stap.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verken
Mense wil Mars verken.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/118483894.webp
geniet
Sy geniet die lewe.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eet
Die hoenders eet die korrels.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/115172580.webp
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betaal
Sy betaal aanlyn met ’n kredietkaart.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruik
Ons gebruik gasmaskers in die brand.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/117491447.webp
hang af
Hy is blind en hang af van buite hulp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbied
Wat bied jy my aan vir my vis?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?