Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

blind word
Die man met die merke het blind geword.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

haat
Die twee seuns haat mekaar.
haten
De twee jongens haten elkaar.

kom tuis
Pa het uiteindelik tuisgekom!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

voorberei
Sy het vir hom groot vreugde voorbereid.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

lei
Hy geniet dit om ’n span te lei.
leiden
Hij leidt graag een team.

besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

loop stadig
Die horlosie loop ’n paar minute agter.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

verloor
My sleutel het vandag verloor gegaan!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
