Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/106515783.webp
vernietig
Die tornado vernietig baie huise.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verloor
Wag, jy het jou beursie verloor!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
cms/verbs-webp/102238862.webp
besoek
’n Ou vriend besoek haar.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/117491447.webp
hang af
Hy is blind en hang af van buite hulp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sit
Baie mense sit in die kamer.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/116519780.webp
hardloop uit
Sy hardloop uit met die nuwe skoene.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
cms/verbs-webp/77646042.webp
brand
Jy moet nie geld brand nie.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
cms/verbs-webp/47737573.webp
belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
cms/verbs-webp/117311654.webp
dra
Hulle dra hul kinders op hulle rûe.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belas
Kantoorwerk belas haar baie.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wag
Sy wag vir die bus.
wachten
Ze wacht op de bus.