Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/47969540.webp
blind word
Die man met die merke het blind geword.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haat
Die twee seuns haat mekaar.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/106787202.webp
kom tuis
Pa het uiteindelik tuisgekom!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/86064675.webp
druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/46565207.webp
voorberei
Sy het vir hom groot vreugde voorbereid.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/120254624.webp
lei
Hy geniet dit om ’n span te lei.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/104167534.webp
besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/106591766.webp
genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
cms/verbs-webp/51465029.webp
loop stadig
Die horlosie loop ’n paar minute agter.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
cms/verbs-webp/28787568.webp
verloor
My sleutel het vandag verloor gegaan!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/74036127.webp
mis
Die man het sy trein gemis.
missen
De man heeft zijn trein gemist.