Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch
smanjiti
Definitivno moram smanjiti troškove grijanja.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
ograničiti
Tokom dijete morate ograničiti unos hrane.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
ležati nasuprot
Tamo je dvorac - leži upravo nasuprot!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
čekati
Još moramo čekati mjesec dana.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
pobjeći
Naša mačka je pobjegla.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
vratiti
Pas vraća igračku.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
zaručiti se
Tajno su se zaručili!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
uvjeriti
Često mora uvjeriti svoju kćerku da jede.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
nositi
Magarac nosi teški teret.
dragen
De ezel draagt een zware last.
vikati
Ako želiš biti čuo, moraš glasno vikati svoju poruku.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
razumjeti
Ne može se sve razumjeti o računalima.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.