Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

poslati
Ona želi sada poslati pismo.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

razumjeti
Ne može se sve razumjeti o računalima.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

oslijepiti
Čovjek s bedževima je oslijepio.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

povući
On povlači sanku.
trekken
Hij trekt de slee.

završiti
Možeš li završiti slagalicu?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

odstraniti
Ove stare gumene gume moraju se posebno odstraniti.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

propustiti
Čovjek je propustio svoj vlak.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

krenuti
Kada se svjetlo promijenilo, automobili su krenuli.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

podsjetiti
Računar me podsjeća na moje sastanke.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

gledati
Gleda kroz dvogled.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

ćaskati
Često ćaska sa svojim susjedom.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
