Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

començar
Els excursionistes van començar d’hora al matí.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

trobar-se
De vegades es troben a l’escala.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

agradar
A ella li agrada més la xocolata que les verdures.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

atropellar
Desgraciadament, molts animals encara són atropellats per cotxes.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

signar
Ell va signar el contracte.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

deixar entrar
Estava nevant fora i els vam deixar entrar.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

passar
Ha passat alguna cosa dolenta.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

guanyar
Ell intenta guanyar al escacs.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

fugir
El nostre gat va fugir.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

aparcar
Les bicicletes estan aparcat a davant de la casa.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

cremar
Hi ha un foc cremant a la llar de foc.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
