Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets
stāvēt
Kalnu kāpējs stāv virsotnē.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
saņemt
Vecumā viņš saņem labu pensiju.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
pierakstīt
Tev ir jāpieraksta parole!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
atvērt
Seifi var atvērt ar slepeno kodu.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
atmest
Es vēlos atmest smēķēšanu sākot no šā brīža!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
interesēties
Mūsu bērns ļoti interesējas par mūziku.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
paiet
Laiks dažreiz paiet lēni.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
ienākt
Kuģis ienāk ostā.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
piedāvāt
Viņa piedāvājās aplaist ziedus.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
piebraukt
Taksometri piebrauc pie pieturas.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
ņemt
Viņai jāņem daudz medikamentu.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.