Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

palvetama
Ta palvetab vaikselt.
bidden
Hij bidt in stilte.

piirama
Aiad piiravad meie vabadust.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

uurima
Astronaudid tahavad uurida kosmost.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

ootama
Mu õde ootab last.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

teadma
Laps teab oma vanemate tülist.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

tegelema
Ta tegeleb ebatavalise elukutsega.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

lähemale tulema
Teod tulevad üksteisele lähemale.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

nägema
Prillidega näed paremini.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

välja tõmbama
Umbrohud tuleb välja tõmmata.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

üle sõitma
Auto sõitis jalgratturi üle.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

tugevdama
Võimlemine tugevdab lihaseid.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
