Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/87142242.webp
allapoole rippuma
Võrkkiik ripub laest alla.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/59552358.webp
haldama
Kes teie peres raha haldab?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/98977786.webp
nimetama
Kui palju riike oskad sa nimetada?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/57481685.webp
aastat kordama
Üliõpilane on aastat kordama jäänud.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/57248153.webp
mainima
Ülemus mainis, et ta vallandab ta.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/74119884.webp
avama
Laps avab oma kingituse.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/124274060.webp
jätma
Ta jättis mulle ühe pitsaviilu.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/65840237.webp
saatma
Kaubad saadetakse mulle pakendis.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/104167534.webp
omama
Ma omam punast sportautot.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/124545057.webp
kuulama
Lapsed armastavad kuulata tema lugusid.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/87205111.webp
üle võtma
Rohevähid on üle võtnud.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/91930542.webp
peatama
Politseinaine peatab auto.
stoppen
De agente stopt de auto.