Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/109099922.webp
recordar
La computadora me recuerda mis citas.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/118011740.webp
construir
Los niños están construyendo una torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/96531863.webp
atravesar
¿Puede el gato atravesar este agujero?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/90643537.webp
cantar
Los niños cantan una canción.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/40946954.webp
ordenar
A él le gusta ordenar sus estampillas.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/83548990.webp
regresar
El bumerán regresó.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/27564235.webp
trabajar en
Tiene que trabajar en todos estos archivos.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/86996301.webp
defender
Los dos amigos siempre quieren defenderse mutuamente.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/112755134.webp
llamar
Solo puede llamar durante su hora de almuerzo.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/125319888.webp
cubrir
Ella cubre su cabello.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/111750432.webp
colgar
Ambos están colgando de una rama.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.