Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/110646130.webp
cubrir
Ha cubierto el pan con queso.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/101945694.webp
dormir
Quieren finalmente dormir hasta tarde una noche.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/118485571.webp
hacer
Quieren hacer algo por su salud.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
entrenar
El perro es entrenado por ella.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/21529020.webp
correr hacia
La niña corre hacia su madre.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/85010406.webp
saltar
El atleta debe saltar el obstáculo.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/99169546.webp
mirar
Todos están mirando sus teléfonos.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/97784592.webp
prestar atención
Hay que prestar atención a las señales de tráfico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/87153988.webp
promover
Necesitamos promover alternativas al tráfico de coches.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terminar
¿Cómo terminamos en esta situación?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/80427816.webp
corregir
El profesor corrige los ensayos de los estudiantes.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvar
Los médicos pudieron salvar su vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.