Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/125884035.webp
sorprender
Ella sorprendió a sus padres con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/101630613.webp
buscar
El ladrón busca en la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/124458146.webp
dejar
Los propietarios me dejan sus perros para pasear.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/111063120.webp
conocer
Los perros extraños quieren conocerse.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
estudiar
Hay muchas mujeres estudiando en mi universidad.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/77646042.webp
quemar
No deberías quemar dinero.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/85677113.webp
usar
Ella usa productos cosméticos a diario.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/79317407.webp
ordenar
Él ordena a su perro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/100634207.webp
explicar
Ella le explica cómo funciona el dispositivo.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/115153768.webp
ver
Puedo ver todo claramente a través de mis nuevas gafas.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/102447745.webp
cancelar
Desafortunadamente, canceló la reunión.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/101709371.webp
producir
Se puede producir más barato con robots.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.