Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans
sorprender
Ella sorprendió a sus padres con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
buscar
El ladrón busca en la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
dejar
Los propietarios me dejan sus perros para pasear.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
conocer
Los perros extraños quieren conocerse.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
estudiar
Hay muchas mujeres estudiando en mi universidad.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
quemar
No deberías quemar dinero.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
usar
Ella usa productos cosméticos a diario.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
ordenar
Él ordena a su perro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
explicar
Ella le explica cómo funciona el dispositivo.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
ver
Puedo ver todo claramente a través de mis nuevas gafas.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cancelar
Desafortunadamente, canceló la reunión.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.