Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks
študovať
Dievčatá radi študujú spolu.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
meškať
Hodiny meškajú niekoľko minút.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
vpustiť
Mali by byť utečenci vpustení na hraniciach?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
dostať
V starobe dostáva dobrý dôchodok.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
vytáčať
Zdvihla telefón a vytáčala číslo.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
zdôrazniť
Oči môžete dobre zdôrazniť makeupom.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
tlačiť
Auto zastavilo a muselo byť tlačené.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
jesť
Čo dnes chceme jesť?
eten
Wat willen we vandaag eten?
ponechať
Peniaze si môžete ponechať.
houden
Je mag het geld houden.
ísť von
Deti konečne chcú ísť von.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
komentovať
Každý deň komentuje politiku.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.