Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

tešiť sa
Ona sa teší zo života.
genieten
Ze geniet van het leven.

slúžiť
Psy radi slúžia svojim majiteľom.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

miešať
Rôzne ingrediencie treba zmiešať.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

bežať smerom
Dievča beží k svojej mame.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

nechať stáť
Dnes mnohí musia nechať svoje autá stáť.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

chodiť
Po tejto ceste sa nesmie chodiť.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

zdolať
Športovci zdolali vodopád.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

opraviť
Chcel opraviť kábel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

maľovať
Chcem si namaľovať byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

kontrolovať
On kontroluje, kto tam býva.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

priblížiť sa
Slimáky sa k sebe približujú.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
