Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
cut
The hairstylist cuts her hair.
knippen
De kapper knipt haar haar.
go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
call on
My teacher often calls on me.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
pay
She pays online with a credit card.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
agree
The neighbors couldn’t agree on the color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
repeat a year
The student has repeated a year.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
visit
An old friend visits her.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
look at each other
They looked at each other for a long time.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
set up
My daughter wants to set up her apartment.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
invite
We invite you to our New Year’s Eve party.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
follow
My dog follows me when I jog.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.