Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

voziti
Otroci radi vozijo kolesa ali skiroje.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

prebiti se
Voda je bila previsoka; tovornjak se ni mogel prebiti čez.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

odpustiti
Šef ga je odpustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

počutiti se
Pogosto se počuti osamljenega.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

sklicevati
Učitelj se sklicuje na primer na tabli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

peljati skozi
Avto se pelje skozi drevo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

priti ven
Kaj pride iz jajca?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?

napredovati
Polži napredujejo počasi.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

obiskati
Zdravniki vsak dan obiščejo pacienta.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

uničiti
Tornado uniči veliko hiš.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

boriti se
Športniki se borijo med seboj.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
