Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/108556805.webp
se ned
Jeg kunne se ned på stranden fra vinduet.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/90321809.webp
bruke penger
Vi må bruke mye penger på reparasjoner.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/108350963.webp
berike
Krydder beriker maten vår.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/109099922.webp
minne
Datamaskinen minner meg om avtalene mine.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/55128549.webp
kaste
Han kaster ballen i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/18316732.webp
kjøre gjennom
Bilen kjører gjennom et tre.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/105875674.webp
sparke
I kampsport må du kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/116358232.webp
skje
Noe dårlig har skjedd.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bekrefte
Hun kunne bekrefte den gode nyheten til mannen sin.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plukke
Hun plukket et eple.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/104825562.webp
stille
Du må stille klokken.
instellen
Je moet de klok instellen.