Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

kjøre rundt
Bilene kjører rundt i en sirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

svare
Hun svarte med et spørsmål.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

ringe
Hører du klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

like
Barnet liker den nye leken.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!

garantere
Forsikring garanterer beskyttelse i tilfelle ulykker.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

stikke av
Sønnen vår ønsket å stikke av hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

føle
Moren føler stor kjærlighet for barnet sitt.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

motta
Han mottar en god pensjon i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

sykle
Barn liker å sykle eller kjøre sparkesykkel.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

unngå
Han må unngå nøtter.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
