Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/93697965.webp
kjøre rundt
Bilene kjører rundt i en sirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/129945570.webp
svare
Hun svarte med et spørsmål.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/90287300.webp
ringe
Hører du klokken ringe?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/21342345.webp
like
Barnet liker den nye leken.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantere
Forsikring garanterer beskyttelse i tilfelle ulykker.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/41918279.webp
stikke av
Sønnen vår ønsket å stikke av hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/106665920.webp
føle
Moren føler stor kjærlighet for barnet sitt.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/116932657.webp
motta
Han mottar en god pensjon i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/84472893.webp
sykle
Barn liker å sykle eller kjøre sparkesykkel.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/118064351.webp
unngå
Han må unngå nøtter.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/102136622.webp
dra
Han drar sleden.
trekken
Hij trekt de slee.