Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
håpe
Mange håper på en bedre fremtid i Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
kommandere
Han kommanderer hunden sin.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
klippe
Frisøren klipper håret hennes.
knippen
De kapper knipt haar haar.
savne
Han savner kjæresten sin mye.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
male
Jeg har malt et vakkert bilde til deg!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
sitte fast
Jeg sitter fast og finner ikke en vei ut.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
snu
Du må snu bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
spare
Du kan spare penger på oppvarming.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
sende
Jeg sendte deg en melding.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.