Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/104759694.webp
håpe
Mange håper på en bedre fremtid i Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/79317407.webp
kommandere
Han kommanderer hunden sin.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/102114991.webp
klippe
Frisøren klipper håret hennes.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/127720613.webp
savne
Han savner kjæresten sin mye.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/121112097.webp
male
Jeg har malt et vakkert bilde til deg!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/91643527.webp
sitte fast
Jeg sitter fast og finner ikke en vei ut.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
cms/verbs-webp/100585293.webp
snu
Du må snu bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spare
Du kan spare penger på oppvarming.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/84506870.webp
bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/100011930.webp
fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sende
Jeg sendte deg en melding.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besøke
Hun besøker Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.