Woordenlijst
Leer werkwoorden – Turks

dönmek
Bumerang geri döndü.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

bırakmak
Bana bir dilim pizza bıraktı.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

kaçmak
Kedimiz kaçtı.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

yürümek
Bu yolda yürünmemeli.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

bırakmak
İşini bıraktı.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.

konuşmak
Dinleyicisine konuşuyor.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

göndermek
Malzemeler bana bir paketle gönderilecek.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

tamamlamak
Puzzle‘ı tamamlayabilir misin?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

bilmek
Çocuklar çok meraklı ve çok şey biliyor.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

etrafa atlamak
Çocuk mutlu bir şekilde etrafa atlıyor.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

hazırlamak
Lezzetli bir kahvaltı hazırlandı!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
