Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/67035590.webp
spring
Hy het in die water gespring.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/123947269.webp
monitor
Alles word hier deur kameras gemonitor.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/9435922.webp
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reis
Ons hou daarvan om deur Europa te reis.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/124525016.webp
lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/34979195.webp
kom bymekaar
Dit’s lekker as twee mense bymekaar kom.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stem
Mens stem vir of teen ’n kandidaat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrek
Die trein vertrek.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/81740345.webp
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/115113805.webp
gesels
Hulle gesels met mekaar.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/3819016.webp
mis
Hy het die kans vir ’n doel gemis.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.