Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/91442777.webp
trap op
Ek kan nie met hierdie voet op die grond trap nie.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/75508285.webp
uitsien na
Kinders sien altyd uit na sneeu.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggee
Sy gee haar hart weg.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/118780425.webp
proe
Die hoofsjef proe die sop.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/122010524.webp
onderneem
Ek het al baie reise onderneem.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/106088706.webp
staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/40632289.webp
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/65199280.webp
hardloop na
Die moeder hardloop na haar seun.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/125402133.webp
raak
Hy het haar teer aangeraak.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/120128475.webp
dink
Sy moet altyd aan hom dink.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/38753106.webp
praat
Mens moet nie te hard in die bioskoop praat nie.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.