Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

blind word
Die man met die merke het blind geword.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

voorberei
Sy het vir hom groot vreugde voorbereid.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

proe
Dit proe regtig lekker!
smaken
Dit smaakt echt goed!

genoeg wees
Dit is genoeg, jy irriteer!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!

optrek
Die helikopter trek die twee mans op.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

verdwaal
Dit is maklik om in die woud te verdwaal.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

spel
Die kinders leer spel.
spellen
De kinderen leren spellen.

’n sertifikaat van siekte kry
Hy moet ’n sertifikaat van siekte by die dokter kry.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

sny op grootte
Die materiaal word op grootte gesny.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
