Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

ry weg
Sy ry weg in haar motor.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

mors
Energie moet nie gemors word nie.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

terugkeer
Die boemerang het teruggekeer.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

stel vas
Die datum word vasgestel.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

vertaal
Hy kan tussen ses tale vertaal.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

skep
Hy het ’n model vir die huis geskep.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

antwoord
Sy het met ’n vraag geantwoord.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
