Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/71260439.webp
skryf aan
Hy het verlede week aan my geskryf.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
cms/verbs-webp/108014576.webp
sien weer
Hulle sien mekaar uiteindelik weer.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slaag
Die studente het die eksamen geslaag.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roep
Die seun roep so hard soos hy kan.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/61389443.webp
Die kinders lê saam in die gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/118485571.webp
doen vir
Hulle wil iets vir hulle gesondheid doen.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spel
Die kinders leer spel.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/119747108.webp
eet
Wat wil ons vandag eet?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/96710497.webp
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/81885081.webp
brand
Hy het ’n lucifer gebrand.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.