Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/107852800.webp
guardare attraverso
Lei guarda attraverso un binocolo.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/118008920.webp
iniziare
La scuola sta appena iniziando per i bambini.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/101945694.webp
fare la grassa mattinata
Vogliono finalmente fare la grassa mattinata per una notte.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/1422019.webp
ripetere
Il mio pappagallo può ripetere il mio nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/118253410.webp
spendere
Lei ha speso tutti i suoi soldi.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/120086715.webp
completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/99207030.webp
arrivare
L’aereo è arrivato in orario.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/54608740.webp
estirpare
Le erbacce devono essere estirpate.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/102677982.webp
sentire
Lei sente il bambino nel suo ventre.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/84506870.webp
ubriacarsi
Lui si ubriaca quasi ogni sera.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/82669892.webp
andare
Dove state andando entrambi?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?