Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

guardare attraverso
Lei guarda attraverso un binocolo.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

iniziare
La scuola sta appena iniziando per i bambini.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

fare la grassa mattinata
Vogliono finalmente fare la grassa mattinata per una notte.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

ripetere
Il mio pappagallo può ripetere il mio nome.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

spendere
Lei ha speso tutti i suoi soldi.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

completare
Puoi completare il puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

arrivare
L’aereo è arrivato in orario.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

estirpare
Le erbacce devono essere estirpate.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

sentire
Lei sente il bambino nel suo ventre.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

ubriacarsi
Lui si ubriaca quasi ogni sera.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
