Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/129945570.webp
rispondere
Lei ha risposto con una domanda.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/123844560.webp
proteggere
Un casco dovrebbe proteggere dagli incidenti.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/78973375.webp
prendere un certificato medico
Lui deve prendere un certificato medico dal dottore.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/74176286.webp
proteggere
La madre protegge suo figlio.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/127620690.webp
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/120509602.webp
perdonare
Lei non potrà mai perdonarlo per quello!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/108556805.webp
guardare giù
Potevo guardare giù sulla spiaggia dalla finestra.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/67955103.webp
mangiare
Le galline mangiano i chicchi.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/123380041.webp
capitare
Gli è capitato qualcosa nell’incidente sul lavoro?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/129244598.webp
limitare
Durante una dieta, bisogna limitare l’assunzione di cibo.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/93393807.webp
accadere
Nelle sogni accadono cose strane.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/122079435.webp
aumentare
L’azienda ha aumentato il suo fatturato.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.