Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/112407953.webp
ascoltare
Lei ascolta e sente un rumore.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/119895004.webp
scrivere
Sta scrivendo una lettera.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/75508285.webp
aspettare con ansia
I bambini aspettano sempre con ansia la neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/84472893.webp
cavalcare
Ai bambini piace cavalcare biciclette o monopattini.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/125402133.webp
toccare
Lui la tocca teneramente.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/100565199.webp
fare colazione
Preferiamo fare colazione a letto.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mescolare
Il pittore mescola i colori.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/120870752.webp
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/118868318.webp
piacere
A lei piace più il cioccolato che le verdure.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/55788145.webp
coprire
Il bambino copre le sue orecchie.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/111750432.webp
appendere
Entrambi sono appesi a un ramo.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/63244437.webp
coprire
Lei copre il suo viso.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.