Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

cancellare
Il volo è cancellato.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.

evitare
Lei evita il suo collega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.

sdraiarsi
Erano stanchi e si sono sdraiati.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

controllare
Il dentista controlla i denti.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

proteggere
La madre protegge suo figlio.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

lavorare per
Ha lavorato duramente per i suoi buoni voti.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

attraversare
L’auto attraversa un albero.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

coprire
Lei copre i suoi capelli.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
