Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

collegare
Questo ponte collega due quartieri.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

menzionare
Il capo ha menzionato che lo licenzierà.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

godere
Lei gode della vita.
genieten
Ze geniet van het leven.

sperare
Molti sperano in un futuro migliore in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

ricevere indietro
Ho ricevuto il resto.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.

riassumere
Devi riassumere i punti chiave da questo testo.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

visitare
Un vecchio amico la visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

suonare
Chi ha suonato il campanello?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

sospettare
Lui sospetta che sia la sua fidanzata.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

valutare
Lui valuta le prestazioni dell’azienda.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
