Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/107273862.webp
essere interconnesso
Tutti i paesi sulla Terra sono interconnessi.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/101158501.webp
ringraziare
Lui l’ha ringraziata con dei fiori.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/129244598.webp
limitare
Durante una dieta, bisogna limitare l’assunzione di cibo.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/94312776.webp
donare
Lei dona il suo cuore.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/55788145.webp
coprire
Il bambino copre le sue orecchie.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/80325151.webp
completare
Hanno completato l’arduo compito.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/92145325.webp
guardare attraverso
Lei guarda attraverso un buco.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/57481685.webp
ripetere
Lo studente ha ripetuto un anno.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/92456427.webp
comprare
Vogliono comprare una casa.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/92054480.webp
andare
Dove è andato il lago che era qui?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
cms/verbs-webp/91930542.webp
fermare
La poliziotta ferma l’auto.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/47969540.webp
diventare cieco
L’uomo con le spillette è diventato cieco.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.