Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

essere interconnesso
Tutti i paesi sulla Terra sono interconnessi.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

ringraziare
Lui l’ha ringraziata con dei fiori.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

limitare
Durante una dieta, bisogna limitare l’assunzione di cibo.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

donare
Lei dona il suo cuore.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

coprire
Il bambino copre le sue orecchie.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

completare
Hanno completato l’arduo compito.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

guardare attraverso
Lei guarda attraverso un buco.
kijken
Ze kijkt door een gat.

ripetere
Lo studente ha ripetuto un anno.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

comprare
Vogliono comprare una casa.
kopen
Ze willen een huis kopen.

andare
Dove è andato il lago che era qui?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

fermare
La poliziotta ferma l’auto.
stoppen
De agente stopt de auto.
