Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

ära jooksma
Kõik jooksid tule eest ära.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

tähendama
Mida tähendab see vapp põrandal?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?

eputama
Ta meeldib eputada oma rahaga.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

viskama
Ta viskab oma arvuti vihaselt põrandale.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

sorteerima
Mul on veel palju pabereid sorteerida.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

ähvardama
Katastroof on lähedal.
op handen zijn
Een ramp is op handen.

saama haiguslehte
Tal on vaja arstilt haiguslehte saada.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

sisse tulema
Tule sisse!
binnenkomen
Kom binnen!

õppima
Tüdrukud eelistavad koos õppida.
studeren
De meisjes studeren graag samen.

kehtima
Viisa ei kehti enam.
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.

selgitama
Vanaisa selgitab maailma oma lapselapsele.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
