Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/115847180.webp
aitama
Kõik aitavad telki üles panna.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/123786066.webp
jooma
Ta joob teed.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/59552358.webp
haldama
Kes teie peres raha haldab?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/128782889.webp
imestama
Ta imestas, kui sai uudiseid.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
cms/verbs-webp/120686188.webp
õppima
Tüdrukud eelistavad koos õppida.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/113248427.webp
võitma
Ta üritab males võita.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/49585460.webp
lõpetama
Kuidas me sellesse olukorda lõpetasime?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/32796938.webp
ära saatma
Ta tahab kirja kohe ära saata.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/101556029.webp
keelduma
Laps keeldub oma toidust.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/43483158.webp
rongiga minema
Ma lähen sinna rongiga.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/91906251.webp
hüüdma
Poiss hüüab nii valjult kui saab.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/115628089.webp
valmistama
Ta valmistab kooki.
bereiden
Ze bereidt een taart.