Woordenlijst
Leer werkwoorden – Zweeds

enas
Grannarna kunde inte enas om färgen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

ta upp
Hur många gånger måste jag ta upp det här argumentet?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

äga
Jag äger en röd sportbil.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

lita på
Vi litar alla på varandra.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

driva
Cowboys driver boskapen med hästar.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

beskriva
Hur kan man beskriva färger?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

gå vidare
Du kan inte gå längre vid den här punkten.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

avskeda
Min chef har avskedat mig.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

påverka
Låt dig inte påverkas av andra!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

hänvisa
Läraren hänvisar till exemplet på tavlan.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

skapa
Vem skapade Jorden?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
