Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/75487437.webp
lede
Den mest erfarne turgåeren leder alltid.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/112755134.webp
ringe
Hun kan bare ringe i lunsjpausen.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/91603141.webp
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportere
Lastebilen transporterer varene.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/113418367.webp
bestemme
Hun klarer ikke bestemme hvilke sko hun skal ha på.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/41935716.webp
gå seg vill
Det er lett å gå seg vill i skogen.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/109766229.webp
føle
Han føler seg ofte alene.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/115373990.webp
dukke opp
En stor fisk dukket plutselig opp i vannet.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
cms/verbs-webp/63244437.webp
dekke
Hun dekker ansiktet sitt.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/129300323.webp
berøre
Bonden berører plantene sine.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.