Woordenlijst
Leer werkwoorden – Roemeens

sosi
El a sosit exact la timp.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

antrena
Sportivii profesioniști trebuie să se antreneze în fiecare zi.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.

infecta
Ea s-a infectat cu un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

pleca
Nava pleacă din port.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

desface
El își desface brațele larg.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

dezvolta
Ei dezvoltă o nouă strategie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

trebui
El trebuie să coboare aici.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

păstra
Poți să păstrezi banii.
houden
Je mag het geld houden.

revedea
Ei se revăd în sfârșit.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

expune
Aici este expusă arta modernă.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

lucra
Ea lucrează mai bine decât un bărbat.
werken
Ze werkt beter dan een man.
