Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/63935931.webp
wenden
Sie wendet das Fleisch.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/131098316.webp
verheiraten
Minderjährige dürfen nicht verheiratet werden.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/67880049.webp
loslassen
Du darfst den Griff nicht loslassen!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/71991676.webp
zurücklassen
Sie ließen ihr Kind versehentlich am Bahnhof zurück.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/859238.webp
ausüben
Sie übt einen ungewöhnlichen Beruf aus.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/62175833.webp
entdecken
Die Seefahrer haben ein neues Land entdeckt.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/104849232.webp
gebären
Sie wird bald gebären.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/74036127.webp
verpassen
Der Mann hat seinen Zug verpasst.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/118780425.webp
probieren
Der Chefkoch probiert die Suppe.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beeinflussen
Lass dich nicht von anderen beeinflussen!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/85860114.webp
weitergehen
An dieser Stelle geht es nicht mehr weiter.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/118588204.webp
warten
Sie wartet auf den Bus.
wachten
Ze wacht op de bus.