Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
wechseln
Der Automechaniker wechselt die Reifen.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
verweigern
Das Kind verweigert sein Essen.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
bewerten
Er bewertet die Leistung des Unternehmens.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
kündigen
Mein Chef hat mir gekündigt.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
leben
Sie leben in einer Wohngemeinschaft.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
bewirken
Zu viele Menschen bewirken schnell ein Chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
glauben
Viele Menschen glauben an Gott.
geloven
Veel mensen geloven in God.
bereiten
Sie hat ihm eine große Freude bereitet.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
herunterhängen
Die Hängematte hängt von der Decke herunter.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
aushalten
Sie kann den Gesang nicht aushalten.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
nachfolgen
Die Küken folgen ihrer Mutter immer nach.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.