Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
Das Auto wird in der Werkstatt getestet.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/60111551.webp
einnehmen
Sie muss viele Medikamente einnehmen.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/43956783.webp
entlaufen
Unsere Katze ist entlaufen.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/104818122.webp
reparieren
Er wollte das Kabel reparieren.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/40632289.webp
schwätzen
Im Unterricht sollen die Schüler nicht schwätzen.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/121102980.webp
mitfahren
Darf ich bei dir mitfahren?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/86196611.webp
totfahren
Leider werden noch immer viele Tiere von Autos totgefahren.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/35137215.webp
verhauen
Eltern sollten ihre Kinder nicht verhauen.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/71612101.webp
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/119520659.webp
vorbringen
Wie oft muss ich dieses Argument noch vorbringen?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/19351700.webp
bereitstellen
Man stellt den Urlaubern Strandkörbe bereit.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/94193521.webp
abbiegen
Du darfst nach links abbiegen.
draaien
Je mag naar links draaien.