Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/54887804.webp
garantizar
El seguro garantiza protección en caso de accidentes.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/109588921.webp
apagar
Ella apaga el despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/129002392.webp
explorar
Los astronautas quieren explorar el espacio exterior.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/47062117.webp
sobrevivir
Ella tiene que sobrevivir con poco dinero.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitar
El niño imita un avión.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/124458146.webp
dejar
Los propietarios me dejan sus perros para pasear.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/57574620.webp
entregar
Nuestra hija entrega periódicos durante las vacaciones.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/101630613.webp
buscar
El ladrón busca en la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/125376841.webp
mirar
En vacaciones, miré muchos lugares de interés.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/88615590.webp
describir
¿Cómo se pueden describir los colores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/123380041.webp
suceder
¿Le sucedió algo en el accidente laboral?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/38753106.webp
hablar
No se debe hablar demasiado alto en el cine.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.