Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/122079435.webp
aumentar
La empresa ha aumentado sus ingresos.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/82378537.webp
desechar
Estos viejos neumáticos deben desecharse por separado.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/119913596.webp
dar
El padre quiere darle a su hijo algo de dinero extra.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/119952533.webp
saber
¡Esto sabe realmente bien!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/47225563.webp
pensar junto
Tienes que pensar junto en los juegos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/62175833.webp
descubrir
Los marineros han descubierto una nueva tierra.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/118483894.webp
disfrutar
Ella disfruta de la vida.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/77572541.webp
quitar
El artesano quitó las baldosas viejas.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/114231240.webp
mentir
A menudo miente cuando quiere vender algo.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
emprender
He emprendido muchos viajes.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/47802599.webp
preferir
Muchos niños prefieren dulces a cosas saludables.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/65840237.webp
enviar
Me enviarán los productos en un paquete.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.