Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/89516822.webp
nubausti
Ji nubausti savo dukrą.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/116067426.webp
pabėgti
Visi pabėgo nuo gaisro.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/73649332.webp
šaukti
Jei norite būti girdimas, turite šaukti savo žinutę garsiai.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/74916079.webp
atvykti
Jis atvyko laiku.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/115520617.webp
užvažiuoti
Dviratininką užvažiavo automobilis.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/115113805.webp
kalbėtis
Jie kalbasi tarpusavyje.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
cms/verbs-webp/106515783.webp
sunaikinti
Tornadas sunaikina daug namų.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/123492574.webp
treniruotis
Profesionaliems sportininkams reikia kasdien treniruotis.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/127620690.webp
apmokestinti
Įmonės apmokestinamos įvairiai.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/127720613.webp
ilgėtis
Jis labai ilgisi savo merginos.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/41019722.webp
nuvažiuoti
Po apsipirkimo abu nuvažiuoja namo.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/100011426.webp
paveikti
Nesileisk paveikti kitų!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!