Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/130814457.webp
voeg by
Sy voeg ’n bietjie melk by die koffie.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/105875674.webp
skop
In vegkuns moet jy goed kan skop.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/70624964.webp
pret hê
Ons het baie pret by die kermis gehad!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
cms/verbs-webp/121670222.webp
volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/96061755.webp
dien
Die sjef dien ons vandag self.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/109766229.webp
voel
Hy voel dikwels alleen.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/27564235.webp
werk aan
Hy moet aan al hierdie lêers werk.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/113671812.webp
deel
Ons moet leer om ons rykdom te deel.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedek
Die kind bedek sy ore.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wakker maak
Die wekker maak haar om 10 vm. wakker.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.