Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/59552358.webp
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/115847180.webp
help
Almal help om die tent op te slaan.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moet gaan
Ek het dringend vakansie nodig; ek moet gaan!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/99633900.webp
verken
Mense wil Mars verken.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/125376841.webp
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/110775013.webp
neerskryf
Sy wil haar besigheidsidee neerskryf.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkeer
Die boemerang het teruggekeer.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedek
Die waterlelies bedek die water.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werk
Sy werk beter as ’n man.
werken
Ze werkt beter dan een man.