Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

voeg by
Sy voeg ’n bietjie melk by die koffie.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

skop
In vegkuns moet jy goed kan skop.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

pret hê
Ons het baie pret by die kermis gehad!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

dien
Die sjef dien ons vandag self.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

voel
Hy voel dikwels alleen.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

werk aan
Hy moet aan al hierdie lêers werk.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

deel
Ons moet leer om ons rykdom te deel.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

bedek
Die kind bedek sy ore.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
