Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/111021565.webp
walg
Sy walg vir spinnekoppe.
walgen van
Ze walgde van spinnen.
cms/verbs-webp/87994643.webp
stap
Die groep het oor ’n brug gestap.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoord
Sy het met ’n vraag geantwoord.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/92456427.webp
koop
Hulle wil ’n huis koop.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lei
Die mees ervare stapper lei altyd.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dra
Die donkie dra ’n swaar las.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnegaan
Hy gaan die hotelkamer binne.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/61389443.webp
Die kinders lê saam in die gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/119289508.webp
hou
Jy kan die geld hou.
houden
Je mag het geld houden.