Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/130288167.webp
maak skoon
Sy maak die kombuis skoon.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend wees met
Sy is nie bekend met elektrisiteit nie.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vorm
Ons vorm ’n goeie span saam.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvang
Hy ontvang ’n goeie pensioen in sy ouderdom.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/54608740.webp
uittrek
Onkruid moet uitgetrek word.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straf
Sy het haar dogter gestraf.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hê
Ek’s dors, ek het water nodig!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/115628089.webp
voorberei
Sy berei ’n koek voor.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinner
Die rekenaar herinner my aan my afsprake.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/86064675.webp
druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/123953850.webp
red
Die dokters kon sy lewe red.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/118567408.webp
dink
Wie dink jy is sterker?
denken
Wie denk je dat sterker is?