Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

uitsterf
Baie diere het vandag uitgesteek.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

ooplaat
Wie die vensters ooplaat, nooi inbrekers uit!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

bedek
Die kind bedek homself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

pret hê
Ons het baie pret by die kermis gehad!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

begin
Hulle sal hulle egskeiding begin.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.

besoek
Sy besoek Parys.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

volg
My hond volg my as ek hardloop.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

klop
Hy het sy teenstander in tennis geklop.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

toelaat
Mens moet nie depressie toelaat nie.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
