Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

veroorsaak
Suiker veroorsaak baie siektes.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

vervaardig
Ons vervaardig ons eie heuning.
produceren
We produceren onze eigen honing.

waag
Hulle het gewaag om uit die vliegtuig te spring.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

bestel
Sy bestel ontbyt vir haarself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

kies
Dit is moeilik om die regte een te kies.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

spandeer
Sy spandeer al haar vrye tyd buite.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

sien weer
Hulle sien mekaar uiteindelik weer.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

hardloop
Sy hardloop elke oggend op die strand.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

meld aan
Almal aan boord meld by die kaptein aan.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

hou
Jy kan die geld hou.
houden
Je mag het geld houden.

stap
Hy hou daarvan om in die woud te stap.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
