Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
verkoop
Die handelaars verkoop baie goedere.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
vervoer
Ons vervoer die fietse op die motor se dak.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
verander
Die lig het groen verander.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
uitvoer
Hy voer die herstelwerk uit.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
weggee
Sy gee haar hart weg.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
draai om
Jy moet die motor hier om draai.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
deurlaat
Moet vlugtelinge by die grense deurgelaat word?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
ondersoek
Bloed monsters word in hierdie laboratorium ondersoek.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
hoop
Baie mense hoop vir ’n beter toekoms in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
trap op
Ek kan nie met hierdie voet op die grond trap nie.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.