Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
verstaan
Ek het uiteindelik die taak verstaan!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
verwyder
Die ambagsman het die ou teëls verwyder.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
vergeet
Sy wil nie die verlede vergeet nie.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
verken
Mense wil Mars verken.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
onderneem
Ek het al baie reise onderneem.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
verryk
Speserye verryk ons kos.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
eindig
Die roete eindig hier.
eindigen
De route eindigt hier.
beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
verduur
Sy kan die pyn skaars verduur!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
verdwaal
Dit is maklik om in die woud te verdwaal.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.