Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

trekken
Hij trekt de slee.
trek
Hy trek die slede.

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
geboorte gee
Sy sal binnekort geboorte gee.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
ry huis toe
Na inkopies doen, ry die twee huis toe.

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
kom eerste
Gesondheid kom altyd eerste!

ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
ondersteun
Ons ondersteun ons kind se kreatiwiteit.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkeer
Die motors is in die ondergrondse parkeergarage geparkeer.

werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
werk
Die motorfiets is stukkend; dit werk nie meer nie.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.
mors
Energie moet nie gemors word nie.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
verskaf
Strandstoele word aan vakansiegangers verskaf.
