Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
begin
Die stappers het vroeg in die oggend begin.

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
bevestig
Sy kon die goeie nuus aan haar man bevestig.

genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brand
Hy het ’n lucifer gebrand.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
verwys
Die onderwyser verwys na die voorbeeld op die bord.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
lewer
Ons dogter lewer koerante af gedurende die vakansies.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sorteer
Hy hou daarvan om sy posseëls te sorteer.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
jaag
Die cowboys jaag die beeste met perde.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
trou
Minderjariges mag nie trou nie.

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
verskaf
Strandstoele word aan vakansiegangers verskaf.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
