Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
stuur
Hy stuur ’n brief.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
mis
Hy mis sy vriendin baie.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
handel
Mense handel in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
kom uit
Wat kom uit die eier uit?
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
hardloop
Sy hardloop elke oggend op die strand.
cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
trou
Minderjariges mag nie trou nie.
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
gaan loer
Die dokters gaan elke dag by die pasiënt loer.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
draai om
Jy moet die motor hier om draai.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.