Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
lees
Ek kan nie sonder brille lees nie.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
betaal
Sy betaal aanlyn met ’n kredietkaart.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
vertrou
Ons almal vertrou mekaar.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
cms/verbs-webp/87153988.webp
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
bevorder
Ons moet alternatiewe vir motorverkeer bevorder.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
stel
Jy moet die horlosie stel.
cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
uitklim
Sy klim uit die motor uit.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
liefhê
Sy is regtig lief vir haar perd.
cms/verbs-webp/23257104.webp
duwen
Ze duwen de man het water in.
druk
Hulle druk die man in die water.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.
cms/verbs-webp/115113805.webp
kletsen
Ze kletsen met elkaar.
gesels
Hulle gesels met mekaar.