Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
tel
Sy tel die muntstukke.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
drink
Sy drink tee.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
versorg
Ons opsigter sorg vir sneeuverwydering.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
slaap
Die baba slaap.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publiseer
Die uitgewer het baie boeke gepubliseer.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
trek
My nefie is besig om te trek.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
kom nader
Die slakke kom nader aan mekaar.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
wys
Ek kan ’n visum in my paspoort wys.