Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/119747108.webp
eten
Wat willen we vandaag eten?
eet
Wat wil ons vandag eet?
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
uitklim
Sy klim uit die motor uit.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
gaan
Waarheen gaan julle albei?
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
kanselleer
Hy het ongelukkig die vergadering gekanselleer.
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
verander
Die lig het groen verander.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
terugvind
Ek kan my weg nie terugvind nie.
cms/verbs-webp/91367368.webp
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
stap
Die gesin gaan Sondae stap.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
uitgee
Die uitgewer gee hierdie tydskrifte uit.
cms/verbs-webp/118485571.webp
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
doen vir
Hulle wil iets vir hulle gesondheid doen.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
bedank
Hy het sy werk bedank.
cms/verbs-webp/117490230.webp
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
bestel
Sy bestel ontbyt vir haarself.