Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
was
Die ma was haar kind.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
verbind wees
Alle lande op Aarde is verbind.
cms/verbs-webp/74693823.webp
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
nodig hê
Jy het ’n domkrag nodig om ’n wiel te verander.
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
terugbring
Die hond bring die speelding terug.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
ontsteld raak
Sy raak ontsteld omdat hy altyd snork.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spellen
De kinderen leren spellen.
spel
Die kinders leer spel.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
plaasvind
Die begrafnis het eergister plaasgevind.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
vertrek
Die trein vertrek.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
leer ken
Vreemde honde wil mekaar leer ken.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
oefen
Die vrou oefen joga.