Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
verander
Die motorwerktuigkundige verander die bande.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
staan
Die bergklimmer staan op die piek.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
teruggaan
Hy kan nie alleen teruggaan nie.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
vergesel
Die hond vergesel hulle.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
red
Die dokters kon sy lewe red.
schrijven
Hij schrijft een brief.
skryf
Hy skryf ’n brief.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
oefen
Hy oefen elke dag met sy skateboard.
verhuizen
De buurman verhuist.
trek uit
Die buurman trek uit.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
jaag
Die cowboys jaag die beeste met perde.