Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
uitsoek
Sy soek ’n nuwe sonbril uit.

volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
volg
Die kuikentjies volg altyd hul ma.

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
geboorte gee
Sy sal binnekort geboorte gee.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
voltooi
Hy voltooi sy drafroete elke dag.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
wys
Ek kan ’n visum in my paspoort wys.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.
uitsluit
Die groep sluit hom uit.

parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
parkeer
Die fietse is voor die huis geparkeer.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
vergeet
Sy wil nie die verlede vergeet nie.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
verwyder
Die graafmasjien verwyder die grond.

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
verskaf
Strandstoele word aan vakansiegangers verskaf.

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.
