Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
gebruik
Sy gebruik daagliks skoonheidsprodukte.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
mors
Energie moet nie gemors word nie.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
uitslaap
Hulle wil eindelik een aand lank uitslaap.
cms/verbs-webp/95938550.webp
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
saamneem
Ons het ’n Kersboom saamgeneem.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
verdwaal
Dit is maklik om in die woud te verdwaal.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
kanselleer
Die kontrak is gekanselleer.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
deurkom
Die water was te hoog; die vragmotor kon nie deurkom nie.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
spandeer
Sy het al haar geld gespandeer.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
verhuur
Hy verhuur sy huis.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
gebeur
’n Ongeluk het hier gebeur.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.