Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
voel
Hy voel dikwels alleen.
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
stap
Die groep het oor ’n brug gestap.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
’n jaar herhaal
Die student het ’n jaar herhaal.
cms/verbs-webp/27564235.webp
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
werk aan
Hy moet aan al hierdie lêers werk.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
Die kinders lê saam in die gras.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publiseer
Advertensies word dikwels in koerante gepubliseer.
cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
staan laat
Vandag moet baie mense hulle motors laat staan.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
vergewe
Ek vergewe hom sy skulde.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
mis
Hy mis sy vriendin baie.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
rondreis
Ek het baie rond die wêreld gereis.